Vakwerkspanten vinden hun oorsprong in de klassieke staal- en hallenbouw en worden vanwege hun indrukwekkende overspanningen en draagvermogen ook toegepast in grote constructies zoals vliegtuighangars. Een vakwerkconstructie, samengesteld uit standaard gewalste profielen, maakt overspanningen tot 45 meter mogelijk zonder de noodzaak van ondersteuning. Een vakwerkspant wordt optimaal benut in situaties waar een grote overspanning vereist is en tegelijk slanke, hoge bouwconstructies gewenst zijn.
Aanpassingsvermogen aan krachten
Vakwerkspanten bestaan uit boven- en onderflensen met daartussen dwarsbalken, vervaardigd uit commercieel verkrijgbare gewalste profielen (zoals vierkante buizen, ronde buizen, IPE- of HE-profielen). Idealiter worden alleen de knooppunten belast met trek- en drukspanningen. Bij zeer grote overspanningen wordt vaak gekozen voor gelaste profielen als boven- en/of onderflens, vanwege hun betere aanpassingsvermogen aan krachten, in plaats van gewalste profielen. Een vakwerkspant is alleen kosteneffectief als de knooppunten eenvoudig worden ontworpen en de lasnaden niet overgedimensioneerd zijn. Meestal worden stijve knooppunten verkozen boven scharnieren.
Structuurvorm
In tegenstelling tot de traditionele vakwerkligger bestaat een Vierendeelligger uit boven- en onderliggers met (uitsluitend) verticaal gelaste staanders. Dit vergt meer materiaal, maar biedt ruimere openingen in het raamwerk.
Alternatieven
Afhankelijk van de belasting en de vereiste boog bij grote overspanningen kan overwogen worden om vanwege de massaverdeling te kiezen voor een raat- of cellenligger. Ook gelaste plaatliggers met dunne lijven bieden vaak een economisch alternatief.